Er ontstond een geanimeerd gesprek over slechte lucht, airconditioning, verwarming, slaapgebrek, computerschermen en vermoeidheid. En over ouder worden. ‘Laten we wel wezen, u bent 53. Oudere mensen hebben nu eenmaal een mindere knipperslag. Bij mensen op hoge leeftijd komt het ooglid soms zelfs maar tot op de helft van de oogbol’.
Knipperslag. Ik had nog nooit van het woord gehoord. Voor de opticien een volkomen vanzelfsprekende term, voor mij als klant een nieuw begrip.
Ik vind het een prachtig woord, knipperslag, maar als ik het over mijn oogklachten heb, zeg ik ‘ik heb zo’n kriebel in m’n ogen’ of ‘m’n ogen jeuken zo’. Niet ‘goh, wat is m’n knipperslag weer slecht vandaag’.
Zo heeft elk beroep z’n eigen jargon. Vaktermen die voor de uitvoerder van dat beroep gesneden koek zijn, maar voor ieder ander veel minder makkelijk te begrijpen. En ook al zijn sommige vaktermen glashelder – ik snapte meteen wat de opticien bedoelde met knipperslag – sommige zijn echt niet meteen duidelijk. Weet jij bijvoorbeeld wat presbyopie is? Of astigmatisme? Hypermetropie?
